Archive for the ‘Ik Herinner Mij’ Category

Scheren

mei 13, 2012

Een jaar of 4 was ik bij de ontdekking dat mijn vader zich iedere ochtend schoor. Een ritueel dat zeer mijn bewondering opriep en dus zorgde ik er steevast voor om in de vroege ochtend in de keuken te zijn. Want daar geschiedde steeds het wonder van het gevaarlijke mes dat zeep weghaalde van vaders gezicht, zonder dat het tot een bloedbad kwam. De keuken, want In het onttakelde na-oorlogse woninkje dat ons paleisje was, bestond zoiets als een badkamer niet. Ook warm water uit de kraan was een afwezige luxe. De eerste geyser arriveerde pas in 1952, vlak vóór de geboorte van mijn broertje. Het spannende scheren begon dus steeds met het opwarmen van wat kraanwater op één van de twee kleine gaspitjes. Daarna scherpte vader het mes op een leren riem die aan een haakje naast het raam hing. En dan begon het inzepen en als ik dat vroeg – nooit overgeslagen – kreeg ik een likje van die scheerzeep op mijn gezichtje. Een hele ervaring, als je die zeep liet opdrogen begon je huid te trekken en pas dan veegde mijn moeder met een washandje het witte goedje weer weg.

Daarna begon het werkelijke scheren. Een opwindende gebeurtenis. De zeep verdween onder het mes in kleine strepen van vaders gezicht en wonderlijk genoeg waren de baardstoppels, die er eerst nog wél waren, er dan niet meer. Ik kon bijna niet wachten op later als ik ook van die haren hebben zou, dat moest een fantastisch bezit zijn.

Jaren later probeerde ik een aantal malen dat scheren met zo´n prachtig mes onder de knie te krijgen. Nooit gelukt. Een zogeheten krabbertje is nog steeds mijn deel. Waarschijnlijk nooit een echte vent geworden dus …

Jammer, want bij die scheerceremonie hoorde een onvervalste smartlap waarmee de oude Gijs iedere ochtend het huis vulde. Een tikkie toepasselijk, zo met Moederdag.

Fout

mei 7, 2012

Een harde werker Walter, met een bescheiden Amsterdams accent. Altijd vriendelijk en voor alle klantjes in zijn kleine drogisterij steeds een vriendelijk woord. Zelfs die ene keer dat ik – een jongetje van 8 nog maar – hem iemand zag betrappen op een diefstalletje, greep hij in op een bijna verontschuldigende manier. Eigenlijk was er niets bijzonders aan Walter of het moest zijn wat waggelende manier van lopen zijn. Het had iets van Chaplin, dat kende ik wel van de enkele keer dat we in die schrale en tv-loze naoorlogse jaren een bioscoop bezochten.

Walters tenen zijn in de oorlog afgevroren legde mijn moeder uit. Hij was helemaal in Rusland en daar kan het vreselijk koud zijn. Nog later volgde er meer uitleg. Walter woonde al van kindsbeen af in Amsterdam maar had vanwege zijn vader de Duitse nationaliteit. Tijdens de oorlog was de jongeman, van nog geen 20, dus zeer tegen zijn wil en gevoel gedwongen het uniform van de Wehrmacht aan te trekken. Het alternatief was deserteren met als vermoedelijke uitkomst de kogel en gruwelijke gevolgen voor zijn ouders. In de Amsterdamse Smaragdbuurt was zo goed als iedereen met het lot van die leuke jongen begaan. Na Walters terugkeer – ruim na onze bevrijding – uit het verre Rusland begon hij een drogisterijtje op de hoek van de straat. Het winkeltje werd druk beklant en bij Walters huwelijk (in 1949?) liep de buurt uit om het bruidspaar enthousiast geluk te wensen.

Mijn ouders hadden weinig op met wie in de oorlog niet goed geweest was. Hun omgeving was geteisterd door het wreed wegvoeren van joodse buren, vrienden en kennissen, en ook het – laat ons vriendelijk zeggen – onvrijwillig afvoeren van mijn vader naar Duitsland had niet tot veel begrip bijgedragen. Ik druk me hier wat terughoudend uit.

Wie fout was geweest werd nadrukkelijk gemeden. Mijn moeder vertikte het tot het eind van haar dagen om inkopen te doen bij lieden die niet geheel zuiver op de graat geweest waren. Een NSB-groenteman, die vanuit een andere wijk zich in onze straat vestigde, had geen schijn van kans. De boekhouding van het kwaad werd nog lange jaren op alle terreinen nauwkeurig bijgehouden.

Maar met Walter was het anders. Net zo zeer een slachtoffer van het lot dat bepaald was door oorlog, nationalisme en rassenwaan. Walter hoorde er bij en werd vol sympathie gewaardeerd om zijn vriendelijkheid en zijn moed om terug te keren waar hij vandaan gekomen was.

Daaraan moest ik toch even denken toen ze in de afgelopen dagen ineens allemaal goed wisten wie er fout en goed geweest waren, toen een tiener geen gedichtje over zijn dwalende oom mocht voordragen en toen officials van de rechter niet langs een Duits graf mochten lopen.

Una Bella Figura

april 10, 2012

´Ouwe gek´ sprak mijn dierbare gade minzaam, zij doelde op de dwaasheden die bovenmiddelbare mannen (nooit oud zeggen) soms kunnen begaan.

Het zat zo: In het jaar 1996 poogde uw dienaar wat betrekkelijke kennis en betrekkelijke wijsheid rond te strooien op de uitgeefopleiding van een Amsterdamse hogeschool. Vanwege de toen nog geringe omvang van die opleiding was de sfeer meestal aangenaam ontspannen en er tierden allerhande aardige activiteiten, die een enthousiasmerend en sociaal effect sorteerden. Eén van die leuke ondernemingen vond plaats op de laatste vrijdag vóór de herfstvakantie van dat vrolijke jaar. Voor de nieuwste studenten was een rondvaart door de schitterende Amsterdamse grachten voorzien. Afgesproken was dat ik als spreekstalmeester de bezienswaardigheden zou wijzen en anekdotes zou rondstrooien.

Had ik al verteld dat de overgrote meerderheid van de studenten aan die alleraardigste opleiding uit uitermate fleurige jongedames bestond?

Met één ferme beweging van grote en indrukwekkende soepelheid sprong ik van de walkant in het gangpad van de rondvaartboot. Zelfs op vorderende leeftijd mocht mijn presentatie er wezen. Breed grijnzend en bekwaam gebarend wees ik op welbespraakte wijze de schitteringen van de stad aan, daarbij vanzelf niet verzuimend de nodige geestigheden te debiteren. Zachtjes informeerde de rondvaartkapitein of het een beetje ging. Hem was het in ieder geval niet ontgaan dat ik bij die vermetele sprong spectaculair door mijn rug gegaan was, en in feite stond te verrekken van de pijn.

De gehele daarop volgende herfstvakantie heb ik moeizaam met een wandelstokje rond gestrompeld. Tot niet gering vermaak van mijn dierbare echtgenote, mijn onbenullige strapatsen plegen haar lachspieren  zeer te stimuleren. Aan het eind van die vakantie was de pijn inmiddels zover geweken dat ik – ondersteund door de firma Bayer – ogenschijnlijk onbeschadigd de werkzaamheden kon hervatten. Uiteraard vertelde ik niemand ooit van mijn belachelijke gymnastiek en voor zover bekend was de kwetsuur buiten de rondvaartman niemand opgevallen.

IJdelheid heeft soms gevolgen. Sinds die vrolijke dag in 1996 speelt bij grote inspanning of vermoeidheid de rug wat op en brengt de wandelstok uitkomst. Voor wie gelooft in het concept schuld & boete: sinds bijna drie weekjes is het weer zover en beweegt de oude heer zich ondersteund door de straten van deze fraaie stad. Steeds uitstekend gesoigneerd, dat wel.

Eén Stuk

april 4, 2012

´Je vous ai compris´ riep Charles de Gaulle in 1959 de menigte op het Forumplein te Algiers toe. ´Ik heb u begrepen´ … en de duizenden Fransen op dat overvolle plein begrepen vol enthousiasme die boodschap uitstekend. De Gaulle zou er vast en zeker voor zorgen dat Algerije Frans zou blijven, daar kon je van op aan. Generaal De Gaulle had immers de faam altijd onvermurwbaar zijn woord te houden. Een man van kaarsrechte principes!

Natuurlijk kwam de generaal, die zich steeds volgaarne op zijn onverzettelijkheid liet voorstaan, de belofte niet na. De Algerijnse onafhankelijke zelfbeschikking was onvermijdelijk en De Gaulle betoonde zich een gewiekst manipulator door met groot gemak, en zonder met de ogen te knipperen, woordbreuk te plegen.

In Amsterdam heette het sindsdien ´Die De Gaulle, da´s een man uit één stuk, jammer dat zijn kont gespleten is …´. De Mokummer had altijd al een fraai talent voor de rake analyse.

Jaren niet meer aan gedacht. Tot het vandaag tot me doordrong dat ook Gerd Leers een man uit één stuk is.

Pater Noster

januari 12, 2012

Pater noster

Notre Père qui êtes aux cieux
Restez-y
Et nous nous resterons sur la terrre
Qui est quelquefois si jolie
Avec ses mystères de New York
Et puis ses mystères de Paris
Qui valent bien celui de la Trinité
Avec son petit canal de l’Ourcq
Sa grande muraille de Chine
Sa rivière de Morlaix
Ses bêtises de Cambrai
Avec son Océan Pacifique
Et ses deux bassins aux Tuilleries
Avec ses bons enfants et ses mauvais sujets
Avec toutes les merveilles du monde
Qui sont là
Simplement sur la terre
Offertes à tout le monde
Éparpillées
Émerveillées elles-même d’être de telles merveilles
Et qui n’osent se l’avouer
Comme une jolie fille nue qui n’ose se montrer
Avec les épouvantables malheurs du monde
Qui sont légion
Avec leurs légionnaires
Aves leur tortionnaires
Avec les maîtres de ce monde
Les maîtres avec leurs prêtres leurs traîtres et leurs reîtres
Avec les saisons
Avec les années
Avec les jolies filles et avec les vieux cons
Avec la paille de la misère pourrissant dans l’acier des canons.

Jacques Prévert

Een Jeugdige Druiloor

januari 11, 2012

Zo een of tweemaal per week hebben wij de gewoonte om onze vrijwel dagelijkse portie filmgenietingen speciaal te bestemmen voor wat je zou kunnen noemen het meer historische werk. U moet daarvan vooral geen hooggespannen verwachtingen koesteren. Het gaat vooral om films die ooit – in ons immer groeiend verleden – op bepaalde wijze een wat diepere indruk nalieten, of die destijds aanleiding vormden voor nog al wat discussie.

Gisterenavond (dinsdag) was de beurt weer eens aan ´Un Homme et une Femme´ (1966) van de lichtelijk uit de mode geraakte regisseur Claude Lelouch. Het blijft een alleraardigste film, zeker wanneer je bestand bent tegen de hoeveelheden levensromantiek die Lelouch steeds over de kijker blieft uit te storten. Waarschijnlijk trouwens vormt die eigenaardigheid ook de reden waarom Lelouch destijds in onze kring niet erg gepruimd werd. De gewenste hoeveelheid weinig vrolijke maatschappijkritiek was meestal in velden noch wegen te bekennen. Een gegeven waarmee in die dagen weinig lauweren konden worden geoogst.

Nu moet ik bekennen me daar in die tijd behoorlijk op verkeken te hebben. Ik herinner me na afloop van de filmvoorstelling (Leidsepleintheater, Amsterdam – sedert lang ter ziele) in het café Eylders een lange en felle discussie gevoerd te hebben. Ik was toen helaas nogal geneigd om enigszins de diepzinnige figuur uit te hangen. Mijn betoogje kwam er kort gezegd op neer dat de film slechts ogenschijnlijk een romantisch vehikel was, er waren naar mijn mening wel degelijk meer en diepere lagen aanwezig. Mijn tegenstrevers moesten dat in hun onbenulligheid over het hoofd gezien hebben. Was het immers niet onmiddellijk opgevallen dat delen van de film in kleur en andere delen in zwart-wit gedraaid waren? En zou het niet wijs zijn te bedenken dat de maker daarmee een artistieke bedoeling gehad moest hebben? Was het niet heel duidelijk dat met name de zwart-wit passages duidelijk verwezen naar de karigheden van het dagelijkse bestaan en dat de kleurfragmenten eigenlijk een wenselijke droom moesten verbeelden?

Ik herinner me ontevreden huiswaarts te zijn gekeerd: een verloren discussie. Hoe konden die anderen zo onbenullig zijn mijn voortreffelijke argumentatie niet te begrijpen? Het verliezen van discussies moest duidelijk nog wennen, dat is later een beetje goed gekomen …

De oplossing – en mijn faliekante ongelijk – werden me veel later duidelijk bij het bekijken van een interview met diezelfde Claude Lelouch. Van enige diepere laag was geen sprake geweest. De filmer was in 1966 nog zo arm als een kerkrat en halverwege  de draaidagen bijna helemaal door z´n centen heen. Er kon dus geen sprake van zijn de film in de geplande kleurige verschijning te te voltooien. Uit wanhoop en noodzaak nam de goede Claude zijn toevlucht tot een noodgreep. De nog resterende scenes draaide hij in het veel goedkopere zwart-wit. En verder hoopte hij maar dat men desondanks zijn talent zou herkennen.

De film blijft uiterst aardig, en vanavond (woensdag) zullen we zeker het 20 jaar later gedraaide vervolg – geheel in kleur – bekijken. Een veel mindere film, maar toch voor de liefhebber niet te versmaden. Alleen die discussie bij Eylders … wat kan een mensje zich soms belachelijk maken …

Zomer 1958

december 7, 2011

Over Louis Prima (1910-1978) zouden we een lang verhaal kunnen vertellen. Bijvoorbeeld dat Buona Sera (Signorina) bepaald niet zijn enige hit was. Overigens twijfelen we er niet aan dat u zonder uitvoerige gebruikmaking van Google uit het blote hoofd geen ander succesnummer van deze in 1910 in New Orleans geboren Italiaan zoudt kunnen noemen … Life is unfair, een heel bestaan vol enthousiasme op het podium gestaan en één zomerhit bepaald voor het publiek je erfenis …

Buona Sera was een gigantisch en veel geïmiteerd succes. Schrijvertje dezes herinnert zich nog goed hoe hij – staande op op een kazernetafel – in 1962 te Middelburg zijn versie van het lied ten gehore bracht. Het succes was veel minder dan dat van wijlen Prima, maar desalniettemin ruim voldoende voor 2 avonden vrij drinken en een continue stroom van verzoeken tot herhaling. Steeds afgewezen trouwens die verzoeken … men dient het publiek altoos gretig te houden!

De act op de kazernetafel was overigens geenszins origineel. Mijn volle neef Freek – thans een gerespecteerd pensionado – gaf hetzelfde succesnummer al eens ten beste in de gedenkwaardige zomer van ´58 te La Courtine. Toen een vermaard oefenterrein voor Nederlandse dienstplichtigen. Met een beetje fantasie zou je die Louis Prima dus misschien wel een soortement van ere-Van der Valk kunnen noemen.

Wat we nimmer na-aapten was ´s mans haardos, of wat daarvoor tenminste doorging. Zag u ooit een afschuwelijker tapijttegel op iemands schedel geplakt?

In Plaats van Boosheid …

december 4, 2011

Geforceerd luchtig behandelde ik gisteren de slotakkoorden van die vervelende Havanakwestie. Als het onder ons kan blijven: mijn pen en humeur werden gedreven door een behoorlijke boosheid. Niet vanwege het feit dat de auteur van het rottige stukje vrijuit gaat … ik gun de jongeman alle goeds en ga er zondermeer vanuit dat zijn spijtbetuiging van destijds oprecht gemeend was. Voor mijn part had de affaire daarmee afgesloten mogen worden. Nee, mijn verontwaardiging had meer te maken met de achterlijke manier waarop in mijn geboorteland met de rechtsbedeling wordt omgesprongen.

Als bij het huwelijk van Willem-Alexander een wat dwarse 20-jarige aan de straatkant een bord ophoudt waarop hij meedeelt ´Willem-Alexander Een Beetje Dom´ te vinden, dan blijkt die 20-jarige binnen enkele weken een straf wegens zoiets idioots als majesteitsschennis toebedeeld te krijgen. Werpt een verward type een waxinelichtjeshouder (mooi woord) naar de gouden koets dan wordt hem een aanslag op de monarch ten laste gelegd en zit hij meer dan een jaar in voorarrest. Hoeveel mensen zijn er ooit al gedood middels waxinelichtjeshouders? Promoveert een andere warrige zich tot Damschreeuwer, door in zijn waan op een beroerd gekozen moment te gaan gillen, dan is een bespottelijk lang voorarrest ook zijn deel. Daarmee is het Koninkrijk niet gediend en de verwarde bepaald niet geholpen. Met ijzeren discipline wordt natuurlijk de grappenmaker die de paniek veroorzaakte door ´bom´ te roepen zelfs niet gezocht. Maar wanneer een invloedrijk parlementariër naar lieve lust hele bevolkingsgroepen tot op het bot discrimineert en wanneer een welopgevoede stukjesschrijver het verdelgingsbeleid van Nazi-Duitsland begripvol omhelst, dan wordt steeds een gekunstelde redenering gevonden om alle consequenties als sneeuw voor de zon te doen verdwijnen.

Klassenjustitie, als u daaraan nog mocht twijfelen … om uit je vel te springen.

Om de woede niet de overhand te doen krijgen nestelde ik me dus nog wat langer in de familiegeschiedenis. Iets dat niet echt bleek te helpen aangezien dit type meningen ook in mijn ouderlijk huis niet zelden geuit werd. Op sommige terreinen gaat de vooruitgang echt beroerd langzaam.  Wel realiseerde ik me vaak over onze ouders wat geschreven te hebben, maar van voorstellen is het nog nooit echt gekomen.

Daar zijn ze dan Jean van Varik en Gijs van der Valk. Voorjaar 1941, 33 en 35 jaartjes jong. Er bestaat geen huwelijksfoto, respect voor formaliteiten zit niet echt in het genenpakket … Een alleraardigste combinatie van twee zeer eigenwijze mensen, mooie herinneringen!  Hun bij voorkeur wat dwarse uitspraken citeren we nog steeds volgaarne en met instemming. Trouwens de nobele gelaatstrekken van mijn broer en uw dienaartje zijn hiermee ook aardig verklaard …

Vakwerk

december 3, 2011

Het omstreden en inmiddels enigszins onttakelde bureau vele jaren later. Bij nauwkeurige beschouwing leert u dat beide zijkanten tegen verschillende muren staan en dat het bureaublad in een puntvorm gemaakt is.

Ooit – ijzeren jaren geleden – liet mijn vader een heus bureau op maat vervaardigen. De bedoeling was dat het een fraai vormgegeven geheel zou worden dat op perfecte wijze in een hoek van de kamer passen zou. Een origineel ontwerp dat een schrijfblad moest hebben met een punt exact op de kamerwanden aansluitend. Het zou kortom moeten uitlopen op een triomfje van ontwerp en vakmanschap. Het leek dus heel verstandig van de oude Gijs om een gedegen meubelmaker voor dit hoogstandje in te schakelen. U begrijpt dat in de huiselijke kring over deze majeure aanschaf lang en veelvuldig gesproken werd. Onze goede moeder steunde het prestigeproject, maar niet van harte. In haar scherpe ogen was de ingeschakelde vakman een ´slome achterbakse donder´ en zij vermoedde dat hij nog te onbekwaam was om zijn neus naar behoren te kunnen snuiten.

Het bleek één van de weinige keren waarop vader zijn pootje nadrukkelijk stijf hield. En het pleit voor de grootmoedigheid van mijn moeder dat zij hem dat later nimmer inpeperde.

Op een zonnige dag in de zomer van 1949 arriveerde de kunstige constructie op twee bakfietsen, bemand door de meubelmaker en zijn niet minder slome oudste zoon. Met veel gepiep en gesteun werd het ingewikkelde bouwsel de trappen naar driehoog opgehesen.

Laten we een lang verhaal kort houden: Na de installatie een halfuur aangekeken te hebben sprak moeder ´geen koffie, inpakken en wegwezen´. En geloof me, bij een dergelijke tekst van onze moeder verbleekte de grootste straatvechter en dus zeker de slome achterbakse donder. Op de vraag van mijn vader naar het waarom werd scherpzinnig een nogal fundamenteel probleem aan de uitvoering aangewezen: de laden bleken aan de verkeerde kant geplaatst. Van openen & sluiten kon slechts sprake zijn ná het bureau met vereende krachten van de muur getrokken te hebben. Een staaltje van vakmanschap – de laden pasten en liepen perfect – dat met de werkelijkheid helaas geen rekening hield.

Deze oude historie drong zich aan mij op nadat bevriende geesten me op dit bericht wezen. De rest van de achterliggende droevige geschiedenis kunt u bemachtigen door in de rechterkolom op het kopje Havanakwestie te drukken. Mij ontbreekt na dik 5 jaar de lust om het hele onaangename verhaal nogmaals samen te vatten.

De Hoge Raad der Nederlanden zal stellig juridisch vakwerk afgeleverd hebben, ik twijfel daaraan eigenlijk geen moment. Zelfs vermoed ik niet dat de hooggeleerden slome en achterbakse donders zouden zijn, zoals de reeds lang overleden meubelmaker. Wel vrees ik dat hun juridisch correcte conclusie met de maatschappelijke realiteit weinig of niets van doen heeft. Het lijkt me kortom nogal een beroerd signaal om overduidelijk racisme wat wegwuivend te laten passeren.

Overigens: met dat bureau is het na ongeveer een kwartaal verbouwen nog helemaal goed gekomen. Toen alles zat waar het hoorde heeft het nog meer dan twintig jaar op afzichtelijke wijze familiale behuizingen onooglijk gemaakt.

Generaties

november 8, 2011

De kranten uit het nabije vaderland berichten vaak en uitgebreid over een strijd der generaties. Wij – van Une Journée Bien Remplie – juichen die strijd van harte toe. Ze gaat niet over een nieuw te veroveren wereld of een ingrijpende hervorming der maatschappij. Nee – zo laten ochtend- en avondblad weten – het gaat slechts om centen. In het kader van de vooruitgang en de onzekerheid der toekomst vindt een aantal lieden dat ouderen – dan steeds babyboomers genaamd – hun leven wentelend in luxe hebben geleid en, als vette kipjes en haantjes, nu dreigen de laatste restanten der welvaart te consumeren. Dusdoende niets overlatend voor de benarde toekomst van iedereen onder de veertig.

Het ligt voor de hand om tegen dit soort onzinnige denkbeelden te gaan argumenteren. We moeten die tactiek met klem ontraden! Tegen het gevoel steeds achtergesteld te zijn en altijd tekort te komen is geen kruid gewassen. Het is de vrucht van een verwende jeugd waarin steeds de duurste merkkleding en de kostbaarste uitstapjes rijkelijk voorhanden waren. De puber die eenmaal zei zwemmen wel aardig te vinden kreeg onmiddellijk een jaarabonnement en Rome was voor een schoolreisje iets te gewoontjes. Wie zo werd ingereden ontbeert vanzelfsprekend het gevoel voor de juiste maat.

Niet argumenteren dus, geen medelijden maar mee laten lijden! Dat is de methode. Toon de jeugdigen het vermaak waarmee onze generatie soms de avonden moest zien door te komen. Zwijg daarna berustend. Gegarandeerd dat er eentje opstaat, u over de grijze bol aait, en zuchtend verklaart dat tegenover dit vreselijk gebeuren een rijkelijk besprenkelde oude dag niet meer dan passend is.